Voortplanting
De voortplantingsperiode van de springkikker begint in februari/maart en eindigt in april. Eiklompen van de springkikker worden, in tegenstelling tot die van bruine kikker en heikikker, verspreid over een water afgezet. Ze worden op een karakteristieke manier bevestigd aan plantenstengels of takken. Hierdoor steekt door elke eiklomp een stengel of takje. Als er geen geschikte stengels aanwezig zijn, worden ze soms ook wel op de bodem van een water gelegd. Per vrouwtje wordt (meestal) slechts één eiklomp gelegd met daarin meestal 300 – 1.000, soms tot 1.500 eitjes.
Vanaf eind juni tot begin augustus vindt de metamorfose plaats en kunnen juvenielen dieren waargenomen worden. De juvenielen zijn dan 1 tot 1,5 cm lang. Vanaf 2 tot 3 jaar zijn ze geslachtsrijp.
Levenswijze
De springkikker is een warmteminnende soort die voorkomt in (halfopen) loofbossen op voedselrijke (leem)bodems. De voortplantingswateren zijn meestal vrij groot, zonnig gelegen en voedselrijk. De larven eten voornamelijk algen. Volwassen springkikkers zijn strikt carnivoor en eten allerlei ongewervelden zoals wormen, slakken, pissebedden etc. Belangrijke predatoren van de springkikkerlarven zijn aquatische ongewervelden, waaronder libellenlarven, waterwantsen, bloedzuigers geelgerande waterroofkevers, maar ook volwassen salamanders en groene kikkers.
Vanaf eind september-oktober tot januari-maart gaan de dieren in winterrust. Overwintering vindt (voornamelijk) op het land plaats, waarschijnlijk vooral in loofbossen. Ze kunnen maximaal 7 tot 10 jaar oud worden.