Monsterplaatskeuze
|
Zoek binnen het onderzoeksgebied naar het geschikte habitat in beken. Voor larven zijn dit stromingsluwe delen met een bodem van modder en detritus. Voor volwassen paaiende beekprikken zijn dit ondiepe, snelstromende trajecten met een grindrijke bodem. Dergelijke plekken worden vaak aangetroffen bij bruggetjes en stuwtjes. |
|
|
Wijze hanteren schepnet voor larven
|
De larven van beekprik leven in de bodem, schep door de bodem (modder en detritus) in stromingsluwe delen en oevers en woel met je voeten door modder en detritus om de larven in het net te drijven. Neem steekproeven en zorg dat je niet al het habitat verstoort.
|
|
|
Zichtwaarnemingen in de paaitijd |
In de paaitijd kunnen paaiende dieren op zicht worden waargenomen. Kijk goed naar de bodem in ondiepe grindrijke trajecten. Beekprikken maken een 'schone' paaikuil die vaak licht aftekent tegen de omliggende bodem. Aan de stroomopwaartse zijde van de paaikuil zuigen de beekprikken zich vast aan grind en stenen. Tijdens de paai kronkelen de prikken om elkaar heen, voor de paai en tijdens rustmomenten lijken het 'sliertjes' in richting van de stroming. Je moet dus goed kijken.
|
|
|
Te leveren inspanning per km-hok
|
Voor de beekprik is het belangrijk om in het voorjaar op zicht te zoeken naar zich voortplantende dieren. Voor het vinden van paaiende beek- of rivierprikken (op zicht) zijn tenminste vijf telronden nodig vanaf de aanvang van de paai, omdat de activiteit van paaiende prikken per dag varieert, het paaiseizoen binnen enkele weken voorbij is en de aanvang ervan varieert. Dit betekent dat er voorafgaand aan de paai van prikken al meerdere bezoeken uitgevoerd dienen te worden om de aanvang van de paai eerst vast te stellen. Voor beide prikken worden alle paaiplaatsen afgezocht. Indien de locaties daarvan nog niet bekend zijn, wordt het hele beektraject in een kilometerhok afgezocht.
De in de bodem levende larven kunnen met schepnet gedurende het hele jaar gevangen worden. Indien er met het schepnet gezocht wordt, dienen er per jaar minimaal twee onderzoeksronden uitgevoerd te worden,met een totale inspanning van minimaal 120 minuten (2 x 60 minuten).
|
|
|
Aantal personen
|
De hierboven beschreven richtlijn gaat uit van 1-2 waarnemers bij schepnetonderzoek. Als er met meer mensen gevist wordt, neemt de te vissen tijd af.
|
|
|
Periode
|
Zichtwaarnemingen paaitijd: februari – mei. Larven scheppen: hele jaar. |
|
|
Materiaal
|
Groot schepnet (model RAVON), gestrekte maaswijdte 3 mm. Waadpak (of lieslaarzen). Voor zichtwaarnemingen paaiende prikken: polariserende zonnebril.
|