Slangenschimmel ontdekt bij wilde ringslangen in Nederland
Onderzoek
De ‘slangenschimmel’ Ophidiomyces ophiodiicola kan een huidziekte veroorzaken bij slangen, soms met dodelijke gevolgen. De schimmel wordt op steeds meer plekken in Europa gevonden en heeft in Noord-Amerika een negatief effect op diverse soorten slangen. RAVON en de Universiteit Gent doen sinds 2017 onderzoek en troffen de gevreesde schimmel nu voor het eerst aan in Nederland bij wilde ringslangen.
Distributie en symptomen
De schimmel Ophidiomyces ophidiicola veroorzaakt de huidziekte ophidiomycose (ook wel 'snake fungal disease') bij individuele slangen. Tot op heden is de schimmel bij 62 wilde slangensoorten op drie continenten aangetroffen, alsmede in diverse gehouden en (wilde) slangen in de handel.
De schimmel wordt geassocieerd met afnemende populaties van diverse Noord-Amerikaanse slangensoorten. O. ophidiicola wordt alleen aangetroffen bij slangen en veroorzaakt een huidziekte die zich kan beperken tot kleine zweren op de huid maar ook kan leiden tot een dodelijke schimmelinfectie. Slangen met een zware infectie zijn vaak sloom, zonnen bovengemiddeld veel en vertonen daarbij verminderd vluchtgedrag. Dit maakt de dieren tevens kwetsbaar voor predatie.
Een infectie is te herkennen aan afwijkend gekleurde of gevormde schubben, gelige tot bruine korsten, zweren, zwelling van de huid, onderhuidse knobbeltjes en een verhoogde frequentie van vervelling. Op vervellingen is de infectie te herkennen aan kleine littekentjes. Het is ook mogelijk dat de schimmel aanwezig is op een gastheer zonder zichtbare symptomen. De schimmel lijkt vooral voor te komen bij soorten die de voorkeur geven aan vochtige habitats.
Voorbeelden van de meest voorkomende kenmerken huidletsels veroorzaakt door Ophidiomyces ophiodiicola die zijn waargenomen bij ringslangen in het Verenigd Koninkrijk. Deze omvatten een verandering van de kleur van de schub (a), verandering van kleur met ulceratie (b), en verandering van kleur, korstvorming en erosie van de schubben (c). De ernstscore van de letsels wordt geregistreerd als mild (a), matig (b) en ernstig (c). (Bron: Steven Allain)
De slangenschimmel in Nederland
Alhoewel gevallen van ophidiomycose de laatste twee decennia in Noord-Amerika talrijk zijn, werden er in Europa nog maar enkele meldingen gerapporteerd. O. ophidiicola werd tot nu toe in de Benelux nog niet gedetecteerd. Om de situatie in Nederland te monitoren, doen RAVON en de Universiteit Gent sinds 2017 onderzoek naar de schimmel. Tussen 2017 en 2023 zijn vervellingen, karkassen en huidswabs van 284 wilde en in gevangenschap gehouden slangen afkomstig uit Nederland, behorende tot 22 soorten, getest op de aanwezigheid van de schimmel. Twee vervellingen van wilde ringslangen (Natrix helvetica) in Noord-Holland testten positief op de aanwezigheid van de schimmel, alhoewel beide vervellingen geen zichtbare afwijkingen hadden die consistent zijn met de ziekte. Op vervellingen kunnen kleine zweren echter makkelijk worden gemist worden. Aanwezigheid van de schimmel kan dan alleen door middel van genetisch onderzoek worden aangetoond. Deze ontdekking betreft de eerste beschrijving van O. ophidiicola in Nederland. Het artikel dat deze ontdekking beschrijft is gepubliceerd in het Vlaams Diergeneeskundig Tijdschrift.
Kaart van Nederland waarop te zien is waar monsters zijn verzameld om de aanwezigheid van de Ophidiomyces ophidiicola te beoordelen. Bij de rode driehoeken is de schimmel aangetroffen, de oranje stippen betreffen dieren die symptomen van een besmetting vertonen, maar negatief testen voor de schimmel (Bron: Tariq Stark)
Verschillende varianten
Van deze schimmel zijn drie verschillende varianten beschreven: Clade I, II en III. In Europa zijn in het wild in ieder geval twee verschillende varianten aanwezig (Clade I en II). In Noord-Amerika is alleen Clade II bekend. Clade III is vooralsnog alleen aangetroffen bij slangen in Zuidoost-Azië en in gevangenschap. Veel is nog onduidelijk over het verschil tussen de stammen, zoals ziekteverwekkend potentieel, samenspel tussen de stammen en klimatologische voorkeur. In gehouden dieren en in de handel is het bekend dat meerdere stammen aanwezig zijn. Met welke varianten we in Nederland te maken hebben is vooralsnog onbekend. Spill-over van nieuwe varianten in de Nederlands natuur door uitgezette of ontsnapte slangen is een reëel risico.
Een ringslang met tekenen van vermoedelijke ophidiomycose. De ziekteverwekker werd niet gedetecteerd bij individuen met dergelijke symptomen (Bron: Richard Struijk en Tariq Stark)
Vervolgonderzoek
De huidige verspreiding in Noord-Holland en aangrenzend Utrecht, maar ook de mate van voorkomen (prevalentie) van de schimmel in de ringslangpopulatie waar de positieve monsters zijn aangetroffen, is nog niet bekend. Dit is essentiële informatie om te achterhalen in welk epidemiologisch stadium de verspreiding van de schimmel zich bevindt, wat noodzakelijk is om mogelijke vervolgstappen te formuleren.
Ook wordt geprobeerd te bepalen welke varianten in Nederland aanwezig zijn en wat de impact is op de lichaamsconditie van individuele slangen. In 2024 is er een onderzoek gestart om op deze vragen antwoorden te verkrijgen. Daarnaast zijn meldingen uit andere delen van het land ook zeer welkom.
Oproep: geef waarnemingen door
Heeft u een dode slang gevonden of een slang gezien met verdachte symptomen, al dan niet gecombineerd met afwijkend gedrag? Maakt u dan alstublieft goede foto’s (inclusief goede detailopnames van de getroffen lichaamsdelen), noteer de exacte datum en locatie en neem contact op met Tariq Stark van RAVON.
Heeft u een vervellingshuidje gevonden? Wilt u die dan per stuk droog en donker bij kamertemperatuur in een papieren envelop (niet in een plastic zakje) bewaren en onder vermelding van naam, locatie en datum sturen naar RAVON, t.a.v. Tariq Stark, Toernooiveld 1, 6525 ED Nijmegen.
Meer informatie
Woord van dank
Het Ministerie van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit, de 'Van der Hucht de Beukelaar Stichting', de European Snake Society en Stichting Herpetofauna worden bedankt voor hun financiële steun aan deze studie.
Tekst: Tariq Stark, Wouter Beukema, Maarten Gilbert, Edo Goverse, Richard Struijk, RAVON. Mede namens An Martel, Frank Pasmans en Elin Verbrugghe, Wildlife Health Ghent, UGent
Beeld: Richard Struijk; Tariq Stark; Steven Allain, Allain et al. 2024
1264