Naast natuurlijke barrières voor fauna, zoals gebergten en rivieren, zijn er tegenwoordig tal van antropogene barrières ontstaan. Wegen vormen de voornaamste barrières en leiden tot versnippering van het landschap. Met name brede rijkswegen vormen voor veel terrestrische soorten onneembare obstakels waardoor de genetische uitwisseling tussen deelpopulaties stagneert (Gerlach & Musolf, 2000). Het besef dat dit nadelige consequenties kan hebben op populaties is in Nederland al langer aanwezig en de afgelopen jaren is er veel geld geïnvesteerd in ontsnipperingsmaatregelen. In theorie kunnen gescheiden populaties dan weer onderling uitwisselen en onderzoek toont dit voor diverse soorten ook aan, maar beperkt zich vooralsnog tot visuele (direct of indirect) uitwisseling van individuen. Wat het lange termijn effect op populatieniveau is, blijft echter onbekend.
Reptielen en amfibieën zijn door hun beperkte mobiliteit, sterke plaatstrouw en een specialisme voor voedsel en habitat, gevoelig voor de effecten van versnippering van hun leefgebieden (e.g. Bergers & Kalkhoven, 1996; Van Delft & Kuenen, 1998; Vos, 1999; Anonymous, 2001; Van Strien et al., 2010). In vergelijking met andere soortgroepen blijken zij ook de meeste negatieve effecten te ondervinden van deze versnippering (Anonymous, 2001; Bergers & Kalkhoven, 1996).
Faunapassages vormen een veelgebruikte constructie om de nadelige effecten van landschappelijke doorsnijding voor o.a. herpetofauna op te heffen. Vanwege de wegbreedte, de verkeersintensiteit en rijsnelheid, vormen rijkswegen de grootste barrières voor herpetofauna. Ecoducten vormen hier vrijwel de enige realistische optie ter ontsnippering. Landelijk gezien, is eind 2010 op 54% van de op dat moment bestaande ecoducten gebruik door een of meerdere reptielensoorten vastgesteld (Struijk, 2011). Gericht onderzoek in 2011 naar reptielen op wildwissel Terlet leverde diverse interessante waarnemingen op van gladde slang, hazelworm, zandhagedis en levendbarende hagedis (Struijk & de Boer, 2011a & 2011b). Ondanks dergelijke kleine onderzoeken, blijft het aantal waarnemingen van reptielen en amfibieën op ecoducten beperkt en levert zij onvoldoende inzicht in de effectiviteit van ecoducten als ontsnipperingsmaatregel voor zowel reptielen als amfibieën.
- Anonymous, 2001. Handboek Robuuste Verbindingen; ecologische randvoorwaarden. Alterra, Research Instituut voor de Groene Ruimte, Wageningen
- Bergers, P.M.J. & J.R.T. Kalkhoven, 1996. Versnippering van de natuur in Nederland. DLO-instituut voor Bos- en Natuuronderzoek, Wageningen.
- Gerlach, G. & K. Musolf, 2000. Fragmentation of landscape as a cause for genetic subdivision in bank voles. Conservation Biology14(4): 1066-1073.
- Struijk, R.P.J.H., 2011. Het gebruik van faunapassages door reptielen. De Levende Natuur 112(3): 108-113
- Struijk, R.P.J.H. & R. de Boer, 2011a. Eerste slangen op Wildwissel Terlet. www.natuurbericht.nl
- Struijk, R.P.J.H. & R. de Boer, 2011b. Eerste hazelwormen op Wildwissel Terlet gevonden.www.natuurbericht.nl
- Van Delft J. & F. Kuenen, 1998. Onderzoek naar de effecten van landschapsversnippering op populaties van de levendbarende hagedis (Lacerta vivipara) in oostelijk Noord-Brabant. Verslag 160a. Afdeling Milieukunde, Katholieke Universiteit Nijmegen, Nijmegen.
- Van Strien, A., Zuiderwijk, A., Daemen,B., J.anssen, I. A. W., Straver, M. (2010). Adder en levendbarende hagedis hebben last van versnippering en verdroging. De Levende Natuur 108 (2): 44-48
- Vos, C.C. 1999. A frog's-eye view of the landscape : quantifying connectivity for fragmented amphibian populations. Proefschrift Wageningen Universiteit. IBN Scientific Contributions 18. Wageningen