Passagecheck Bathse Spuisluis: Miljoenen glasalen afhankelijk van perfecte timing
Aan de Westerschelde vormt de Bathse Spuisluis de voordeur van een route naar de grote rivieren. Met zijn grote afvoer heeft deze sluis een sterk lokkende werking op trekvissen zoals glasaal (jonge aal). De spuisluis is een grote migratiebarrière op hun reis naar het zoete achterland, waar glasaal opgroeit tot volwassen aal. Om trekvissen, zoals glasaal, te faciliteren is één van de zes spuikokers uitgerust met een vismigratiemiddel. Een sluitvertraging op de sluisdeuren zorgt met opkomend getij voor een kort inspoelmoment, waarop zwakke zwemmers zoals de glasaal naar binnen kunnen. RAVON heeft een ’Passagecheck’ uitgevoerd om de efficiëntie van deze voorziening voor glasaal te bepalen. Door middel van een merk-terugvangstonderzoek is de migratiebeweging van glasaal in kaart gebracht en is gekeken of de werking van de vismigratievoorziening hier ook goed op aansluit.
Merk-terugvangstonderzoek
Glasalen zijn gevangen en voorzien van een gekleurd merkteken (VIE-tag). Daarna zijn ze aan de voorzijde, tussen de sluisdeuren en aan de binnenzijde losgelaten. Glasalen met een merkje konden in het opvangnet (welke de koker volledig afsluit), met kruisnetten en in kunstmatige substraten worden teruggevangen. Met de terugvangsten konden het aanbod, de migratiebewegingen en het intreksucces worden bepaald.
V.l.n.r. Gemerkte glasaal (Mick Vos), Kunstmatige substraten, Controleren fuikvangst met UV, Gemerkte glasaal (Sanne Ploegaert).
Migratiebeweging rondom de sluis
Van het aanbod trok 26% naar binnen gedurende de onderzoeksperiode van 20 dagen, waarvan het grootste deel gedurende de eerste drie dagen. Van de succesvol ingetrokken glasalen spoelde echter 29% weer uit. Verschillende gemerkte groepen glasalen gaven extra inzicht in de effecten van het huidige spuiregime en habitatgebruik rondom de sluis. Glasalen verbleven maar kort aan de zeezijde van de sluis en een groot deel van de gemerkte glasalen verdween weer uit het gebied, zonder succesvol in te trekken. Voor glasalen uitgezet tussen de sluisdeuren werd een lager intreksucces (15%) gemeten als gevolg van een grote negatieve impact van het spuien (78% van deze groep spoelde uit naar zee).
Enorme potentie voor vismigratie
Met meer dan 500.000 glasalen was het seizoensaanbod zeer hoog en daarmee is de potentie voor vismigratie enorm. Tijdreeksen van kruisnetvangsten aan de zeezijde lieten zien dat er een duidelijke mismatch aanwezig is tussen de timing van de migratiebeweging, het spuiregime en de instellingen van de migratievoorziening.
Als gevolg van spuiactiviteit bevonden de grootste dichtheden van actief zwemmende glasalen zich pas ná het inspoelmoment van tien minuten voor de sluisdeur. Bij een aangepast spuiregime, waarbij voorafgaand aan het inspoelmoment niet gespuid werd, werd een 4,5 keer hogere dichtheid aan glasalen voor de deur gemeten. Op basis van de onderzoeksresultaten heeft RAVON aanbevelingen gedaan om vismigratie door de Bathse Spuisluis op de korte en lange termijn te vergroten, zodat aanzienlijk meer glasaal het achterland zal bereiken.
Aangepast spuiregime heeft succes!
Zie de grafieken hieronder. Tijdreeksen van dichtheden glasalen direct voor de vismigratievoorziening van de Bathse Spuisluis uitgevoerd onder het normale spuiregime (links, met één spuikoker in gebruik) en bij het aangepaste spuiregime (rechts, waarbij voorafgaand aan het inspoelmoment niet gespuid wordt). Weergegeven zijn het einde van het spuiproces bij normaal spuiregime (donkerblauw), gelijk peil tussen binnenzijde en zeezijde (groen), waterpeil aan de zeezijde (rood) en het inspoelmoment van de vismigratievoorziening (lichtgrijs) en de dichtheid aan glasaal (donkergrijze balkjes). (WS = Westerschelde)