#25jaarNEM: Een kijkje in de keuken bij het Meetprogramma Reptielen
Monitoring
De populaties van de zeven soorten reptielen (slangen en hagedissen) die in Nederland voorkomen, worden sinds 1994 gevolgd in het kader van het NEM Meetprogramma Reptielen. Dat bestaat dankzij honderden waarnemers, die elk jaar op gestandaardiseerde wijze reptielen tellen.
Het NEM (Netwerk Ecologische Monitoring) onderzoekt structureel de natuur in Nederland. Dankzij het NEM Meetprogramma Reptielen worden aantalstrends berekend. Zowel over de periode 1994 tot en met 2024, als over de afgelopen twaalf jaar.
Hagedissen en slangen tellen: een lange historie
Afbeelding: Statistieken van het meetnet reptielen (Bron: Ravon)
Eind jaren tachtig zag herpetoloog Annie Zuiderwijk van de Universiteit van Amsterdam dat het voorkomen van reptielen grotendeels overlapte met de toenmalige Ecologische Hoofdstructuur, het huidige Natuurnetwerk Nederland. Er was echter geen goed beeld van de aantalsontwikkelingen van de populaties. Samen met Gerard Smit (UvA en Bureau Waardenburg) en Arco van Strien (Centraal Bureau voor de Statistiek) ontwikkelde zij toen een protocol om reptielen op een gestandaardiseerde manier te monitoren. In 1990 ging een driejarige pilot van start, gefinancierd door het Ministerie van LNV. Hierbij telden waarnemers reptielen met een gestandaardiseerd protocol, in vaste lijnvormige trajecten of gebiedsvlakken. Het pilotproject liet zien dat het mogelijk was reptielen betrouwbaar te monitoren. Vervolgens werd in 1994 gestart met het Meetprogramma Reptielen met tachtig trajecten. Dit is inmiddels uitgegroeid tot een zeer succesvol meetprogramma, waarbij in zevenhonderd trajecten geteld wordt.
Meedoen
De ruim vijfhonderd waarnemers worden ondersteund en aangestuurd door de landelijk meetprogrammacoördinator van RAVON. Ze monitoren volgens de Handleiding voor het Monitoren van Reptielen in Nederland (pdf: 9,2 MB). Drie keer per jaar ontvangen ze Schubben & Slijm, de nieuwsbrief voor en door waarnemers. Als waarnemer heb je ook de mogelijkheid om bijzondere waarnemingen wereldkundig te maken, door een kort artikel aan te leveren. De meeste waarnemers zijn langdurig betrokken bij het programma en onderhouden veelal ook contacten met de natuurbeheerders en koppelen hun bevindingen terug. Sinds 2020 worden de resultaten (trends) jaarlijks teruggekoppeld in de RAVON-balans. Deze laat zien hoe het er in Nederland voor staat met de reptielen, amfibieën en vissen.
Foto: Waarnemers in het veld (Bron: Tariq Stark)
Een dagje in het veld
Voor het Meetprogramma Reptielen bezoek je zeven keer per jaar, tijdens voor reptielen geschikt weer, een vast traject. De lengte van een traject is maximaal twee kilometer lang. Het oppervlak van een traject is ongeveer twee tot drie hectare. Op een langzaam tempo speur je structuurrijke randjes af naar zonnende reptielen.
Het zoeken naar reptielen doe je tijdens mooi weer, niet te warm maar ook niet te koud. Het liefst bewolking waar de zon net doorheen komt, zodat de reptielen het beetje zon dat er is gaan opzoeken. Dan zijn ze beter zichtbaar. Bij te warm weer zijn ze namelijk al snel op de juiste lichaamstemperatuur. Ideaal voor de reptielen, maar minder ideaal om ze te vinden. Ze zijn dan namelijk heel erg snel. Voor het monitoren van reptielen krijg je vanzelf een neusje. Je weet wat de geschikte momenten en weersomstandigheden zijn door het seizoen heen, en je leert het traject steeds beter kennen. Dat laatste is ook erg leuk, je leert de plekjes kennen met 'oude bekenden' en ziet hoe de dieren zich door het jaar heen verplaatsen in het traject.
NEM Meetprogramma Reptielen in cijfers
Afbeelding: Gezien in het meetnet reptielen (Bron: Ravon)
Dankzij de inspanningen van de waarnemers, is het mogelijk om jaarlijks aantalstrends voor alle inheemse reptielen te berekenen. In de periode van 1994 tot en met 2023 zijn er in totaal 50.308 bezoeken uitgevoerd. Uitgaande van een inventarisatietijd van twee uur per bezoek, komt dit neer op 12.577 werkdagen. Een enorme inspanning, die zelfs uniek is in de wereld van reptielenmonitoring!
In deze periode zijn er 348.270 reptielen waargenomen. Let wel, het gaat hier niet om individuen, maar om waarnemingen. De zandhagedis (134.533) staat nog steeds op nummer een, bij zowel alle reptielsoorten als bij alle hagedissen. Hij wordt gevolgd door de levendbarende hagedis (80.207), de muurhagedis (62.057) en de hazelworm (12.500). Bij de slangen staat de goed zichtbare adder (28.868) op de eerste plaats, gevolgd door de ringslang (23.248) en als laatste de gladde slang (6.857).
Foto: Gladde slang (Bron: Tariq Stark)
Reptielenpopulaties afgelopen twaalf jaar afgenomen
De trendanalyses van het CBS laten zien dat sinds 2011 veel van de Nederlandse reptielenpopulaties afnemen. Alleen de muurhagedis neemt toe. De populatiegrootte van de hazelworm is gelijk gebleven. De overige soorten (zandhagedis, levendbarende hagedis, gladde slang, ringslang en adder) nemen de laatste twaalf jaar juist af. De levendbarende hagedis neemt zelfs sterk af. Bij de zandhagedis is ook een sterke afname waar te nemen: na jarenlange populatiegroei gaat deze soort de laatste jaren juist in aantal achteruit. Deze kennis is te danken aan de continue inzet van de vele honderden waarnemers die actief zijn, of zijn geweest, in het Meetprogramma Reptielen.
Tekst: Tariq Stark, RAVON
Foto’s: Tariq Stark, RAVON
1124