Voortplanting
De heikikker is samen met de bruine kikker de eerste kikker, die in het voorjaar aan voortplanting begint. De paartijd van de heikikker valt vroeg en duurt maar een dag of tien; afhankelijk van de weersomstandigheden verschijnen de eerste dieren soms al in februari op de voortplantingsplaatsen. De eiafzet vindt meestal plaats in de tweede helft maart of eerste helft april. Heikikker op koude gronden, zoals de komgronden langs de grote rivieren en in het veenweidegebied, planten zich medio april voort.
Net als de bruine kikker produceert de heikikker een klomp kikkerdril die uit 600 tot 3.000 eieren bestaan; vaak in grote velden bij elkaar, in het ondiepe water van de oeverzone of op drijvende vegetatie. Eiklompen van beide soorten zijn lastig te determineren, zie Herkenningskaart Amfibieëneieren. De vrouwtjes verlaten na de eiafzet weer het voortplantingswater, terwijl de mannetjes nog enkele weken kunnen blijven hangen. Ze wachten op een nieuwe kans om een wijfje te bemachtigen.
Ook de periode waarin de larven metamorfoseren duurt kort, vanaf eind mei tot in juni (juli). De larven komen na enkele dagen uit. Ze verblijven in het voortplantingswater tot zij na twee tot drie maanden metamorfoseren. Heikikkers overwinteren voornamelijk op het land. Hier bezetten zij vanaf september/oktober hun overwinteringsverblijf. Het voortplantingsbiotoop bestaat uit ondiepe stilstaande wateren met oevervegetatie. Het water zelf is vaak enigszins zuur (pH 4 - 5.5) en voedselarm.
Levenswijze
De heikikker heeft een zeer duidelijke voorkeur voor de landschapstypen heide, hoogveen, laagveen en halfnatuurlijk grasland. Ook wordt de soort gemeld uit bos en struweel, een belangrijke habitat voor de populaties uit de Vijfheerenlanden en het Kromme Rijngebied. De heikikker is duidelijk een cultuurvliedende soort die nauwelijks wordt aangetroffen in te intensief gebruikt agrarisch landschap, rond infrastructuur en bebouwing. De heikikker blijkt, in vergelijking tot bijvoorbeeld de bruine kikker, een vennensoort bij uitstek. Daarnaast komt de soort voor in kleine geïsoleerde wateren en in sloten (in laagveen, klei-op-veen en komkleigebieden). In rivierbegeleidende wateren (kleiputjes) wordt de soort alleen langs de Nederrijn/Lek aangetroffen. Heikikkers overwinteren op vorstvrije plaatsen op het land van eind oktober tot begin maart. In tegenstelling tot de bruine kikker overwintert de heikikker nagenoeg niet in het water.
Voedsel: met name kevers, spinnen, vlinders en insectenlarven; larven eten net als alle andere kikker- en paddenlarven zowel dierlijk als plantaardig voedsel.