Voor het verspreidingsonderzoek reptielen en amfibieën dienen historische vindplaatsen van de doelsoorten geupdated te worden. Het gaat dus over locaties waarvan bekend is dat de soort er in het verleden gezeten heeft. Via de kaartmodule kan bekeken worden welke 10x10 km-hokken nog onderzocht dienen te worden. Binnen deze 10x10 km-hokken staat reeds met km-hokken aangegeven waar de historische vindplaatsen lagen. Dit zijn de meest kansrijke plekken om te gaan zoeken. Wanneer je een hok claimt stuurt RAVON de historische gegevens in nog meer detail toe (exacte vindplaatsen). Het staat echter vrij om zelf binnen andere kansrijke gebieden in hetzelfde 10x10 km-hok te gaan zoeken.
De veldbezoeken dienen bij voorkeur plaats te vinden in de geschikte periode voor de betreffende soort en bij geschikte weersomstandigheden. Informatie over de beste periodes, weersomstandigheden en zoektips zijn te vinden in het boekje "het waarnemen van amfibieën en reptielen" (Download de PDF, rechts op deze pagina).
Mocht je vragen hebben, neem dan contact op met Rolf van Leeningen r.vanleeningen@ravon.nl.
Aantal benodigde bezoeken
Voor het afronden van een 10x10 km-hok of volstaat één waarneming van de doelsoort. We zijn echter ook geïnteresseerd in nulwaarnemingen van de doelsoorten (vet gedrukt hieronder) om zo te weten te komen of een soort verdwenen is op een locatie. Nulwaarnemingen verzamelen we op km-hokniveau. Soms ligt er in een 10x10 km-hok maar 1 historische vindplaats. Als deze dan als nulwaarneming is afgerond is daarmee ook het 10x10 km-hok afgerond. Op basis van de trefkans voor de verschillende soorten is per doelsoort een minimaal aantal bezoeken vastgesteld om met 95% zekerheid te kunnen zeggen dat de soort gezien zou worden als deze aanwezig is. In de tabel hieronder kun je per soort zien hoeveel bezoeken er nodig zijn. Prioritaire doelsoorten staan vet gedrukt, voor deze soorten zijn nulwaarnemingen van groot belang. Voor de overige soorten dient de tabel vooral als indicatie voor de inspanning.
Amfibieën |
aantal bezoeken nodig |
vuursalamander |
3 |
kamsalamander |
3 |
vinpootsalamander |
3 |
knoflookpad |
3 |
rugstreeppad |
2 |
boomkikker |
2 |
heikikker |
2 |
poelkikker |
2 |
Heb je een doelsoort na het benodigde aantal bezoeken niet aangetroffen dan kun je deze doorgeven als nulwaarneming. Stuur een e-mail naar r.vanleeningen@ravon.nl om dit door te geven.
Inventarisatiemethodes
Verspreidingsonderzoek naar het voorkomen van amfibieën wordt bij voorkeur in de meest gunstige periode gepland voor de doelsoort. Er zijn grofweg drie methoden te onderscheiden bij het inventariseren van amfibieën:
-
luisteren naar voortplantingsroep van amfibieën
-
Kijken naar de aanwezigheid van kikkerdril, paddensnoeren of in de bladeren gevouwen eitjes van salamanders
-
Bemonsteren van het water op de aanwezigheid van larven/adulten
De meest geschikte periode van het jaar en methode voor onderzoek verschilt per soort. Zo planten sommige soorten zich vroeg voort (bv de heikikker) en andere soorten zich pas later in het jaar (boomkikker en rugstreeppad). In de handleiding voor het Monitoren van Amfibieën in Nederland staat keurig per soort beschreven welke methode het meest geschikt is en welke tijd van het jaar. Bij monitoring wordt een gebied meerdere keren per jaar bezocht om zo de stand van de reptielen en amfibieën te kunnen volgen. De zelfde methode zijn uiteraard ook bruikbaar voor het verspreidingsonderzoek waarbij wordt gekeken naar de aan- of afwezigheid van een soort. Sommige soorten kunnen ook buiten de voortplantingshabitat in hun landhabitat gezocht worden. Hierover is informatie te vinden in de veldgids "Het waarnemen van amfibieën en reptielen" (hier te bestellen).