Wetenschap over paling: toestand blijft kritiek en actie nodig
Paling dossier
ICES, de International Council for the Exploration of the Sea, heeft op 1 november haar wetenschappelijk advies voor de Europese aal voor 2025 gepubliceerd. Het advies stelt, net als vorig jaar, dat er meer aandacht moet zijn voor habitatherstel, het staken van alle activiteiten die sterfte veroorzaken en het stoppen van alle visserij, waaronder glasaalvisserij voor uitzet en aquacultuur.
Uitblijvend herstel aal in Europa
De paling die we in Nederland kennen, plant zich voort in de Sargassozee, ergens in de Bermudadriehoek op zesduizend kilometer hier vandaan. De palinglarfjes komen met de warme golfstroom helemaal terug naar Europa en Noord-Afrika, waar zij als ‘glasaal’ de binnenwateren intrekken om daar op te groeien. Als volgroeide ‘schieraal’ trekken ze eenmalig terug naar de Sargassozee.
De palingstand is in vijftig jaar met negentig procent achteruitgegaan. Om te zien hoe het met de palingpopulatie gaat, wordt er in Europees verband gekeken hoeveel glasaal er jaarlijks de Europese wateren binnentrekt. Dat is een belangrijke graadmeter voor een succesvolle voortplanting en geeft de sterkte aan van de nieuwe generatie paling. De analyse van ICES laat zien dat intrek van glasaal blijft in heel Europa laag blijft. Ook voor Nederland en België lieten alle monitoringsdata zien dat de intrek al 20 jaar rond hetzelfde lage niveau schommelt.
Hogere aalvangst in Nederland?
De kritieke toestand van de aal leidt over heel Europa tot lagere vangsten. Hoewel ICES al vele jaren adviseert alle visserij te staken, is Nederland met de grootste palingsector juist meer aal gaan vangen. In Nederland is de verhoging in de vangst, naar jaarlijks zo’n 500 ton, waarschijnlijk het gevolg van genomen herstelmaatregelen en daardoor regionaal toenemende populatie.
Enerzijds zijn door waterbeheerders vispassages aangelegd om het intreksucces van glasaal te verhogen. Een voorbeeld is het visvriendelijk spuien van de sluizen in de Afsluitdijk door Rijkswaterstaat, waardoor sinds 2014 meer glasaal succesvol het IJsselmeer binnenkomt en na enkele jaren gevangen wordt. Anderzijds zet het ministerie van LVVN jaarlijks ongeveer drie miljoen jonge aaltjes uit in commercieel beviste wateren waardoor lokaal de stand verhoogd wordt.
Glasaaluitzet als herstelmaatregel staat wetenschappelijk ter discussie. ICES adviseert daarom geen uitzet meer te plegen tot bekend is of het verplaatsen van glasaal door Europa positief of negatief bijdraagt aan herstel.
Regionale toename van de populatie kan je zien als rendement van herstelmaatregelen; dit rendement wordt nu mogelijk opgevist voordat het ten goede komt aan populatieherstel. Een aal plant zich slechts één keer voort, eenmaal weggevangen draagt een aal niet meer bij.
Duurzaamheid van visserij en effectiviteit van herstelmaatregelen uit het Nederlandse Aalbeheerplan hebben daarom dringend onderbouwing nodig. Visserij is op termijn wat RAVON betreft alleen toelaatbaar als dit duurzaam plaatsvindt met borging van aalherstel en wetenschappelijke onderbouwing daarvan.
Glasaal (Bron: Arthur de Bruin)
Integrale aanpak: aalreservaten
ICES adviseert het habitat voor aal beter bereikbaar te maken en de kwaliteit van leefgebieden te verhogen. Om aal echt te laten herstellen moeten in heel Europa integraal maatregelen worden genomen voor de gehele levenscyclus van de aal. Dit betekent dat alen de leefgebieden goed kunnen bereiken, hier veilig zonder vervuiling kunnen opgroeien en veilig als volgroeide gezonde schieraal naar zee kunnen trekken om daar succesvol voort te planten. RAVON werkt daarom aan een ‘toekomst voor de paling’ en vanuit deze visie aan het grootschalig instellen van ‘aalreservaten’.
Veel leefgebied ligt nu nog buiten bereik van de aal. Er is nog veel werk aan de winkel met het aanleggen van vispassages en installeren van visveilige pompen in gemalen. Ook moet goed gekeken worden naar het effect van onttrekking door visserij.
Tekst: RAVON
Foto's: Jelger Herder (leadfoto: paling); Arthur de Bruin